De data van mijn vakantie
Mijn vriendin en ik vierden deze zomer drie weken vakantie in Spanje. We vlogen op Barcelona, huurden een auto, een maakten een road trip van zo’n 3.000 kilometer door de Spaanse (en Franse) Pyreneeën via Vic, Figueres, Perpignan, San Sebastian, Bilbao en Zaragoza.
In plaats van een verhaaltje over het hotel met dat beste uitzicht (Casa Rural Ametzola, leuk dat je het vraagt) leek het me aardig om eens iets te vertellen over de data van mijn vakantie. Wat ik tegenkwam. Wat ik zelf heb gemaakt. En wat ik ermee heb gedaan.
Laten we beginnen met geld. Mijn vriendin en ik zijn walgelijk efficiënt en houden alles bij in spreadsheets. We weten precies hoeveel we kwijt waren bij de meeste van onze vakanties.
Maar als je wilt vergelijken zegt een totaalbedrag weinig. De beste manier om de prijs van vakanties te vergelijken is daarom door de te kijken naar hoeveel je gemiddeld per persoon per dag uitgeeft.
Voor deze vakantie was dat €105. Vooral de autohuur was een kostenpost: €20 per persoon per dag, en dan heb je nog geen benzine. Maar vergeleken met andere landen was Spanje wel lekker goedkoop: in Duitsland en Denemarken waren we in 2017 per persoon €120 kwijt, en toen hadden we niet eens een vlucht.
Onze goedkoopste vakantie ooit was een lange reis van drie maanden door Zuid-Oost Azië in 2013. Toen was het dagtarief €54. De lange duur (80 dagen) drukt natuurlijk de kosten. Op onze recente lange reis naar Zuid-Amerika waren we €78 per dag kwijt.
Van de ‘normale’ vakanties was de goedkoopste naar Myanmar, toen we €100 kwijt waren. En de helft daarvan ging op aan de vlucht. Als je geen vliegschaamte hebt zoek je dus een goedkoop land én een goedkope vlucht.
Een hele andere vorm van data is de navigatie. Sinds 2017 kun je in alle EU-landen roamen, en dus ook Google Maps gebruiken.
Google Maps is het beste voorbeeld van hoe data ons leven heeft veranderd. Want hoe vond je de weg vòòrdat je een smartphone had?
Maps laat prachtig de mogelijkheden van data zien: omdat iedereen de app realtime gebruikt kan de app zien of er ergens file staat, en omrijdsuggesties geven. Met de recensies weet je in welk restaurant ze goede maaltijden serveren, en of ze open zijn. Door Streetview kun je van tevoren zien of er een beetje fatsoenlijk te parkeren valt in dat leuke bergdorpje.
Maar Maps toont óók de tekortkomingen van algoritmes en kunstmatige intelligentie. En waarom we niet blindelings moeten vertrouwen op het oordeel van een machine.
Want die filemeldingen in Spanje waren vaak hilarisch slecht op de bergweggetjes. Mijn vriendin en ik maakten er een sport van om elke keer dat Maps een ‘rode route’ liet zien (en er dus file stond) de meest belachelijke klaagzangen te maken over de niet-bestaande files. Want wij kunnen prima inschatten dat zo’n door Google voorspelde file flauwekul is. En Google kan dat, ondanks de miljarden aan investeringen in kunstmatige intelligentie, nog steeds niet altijd.
Ook raar: dat Maps niet snapt dat auto’s kunnen draaien. De app stuurt je soms de meest omslachtige routes op. Als je een U-bocht maakt en de andere kant op rijdt kan dat zomaar tien minuten reistijd schelen.
En dan heb ik het nog niet over de zanderige wandelpaadjes die Maps plotseling aanziet voor provinciale wegen.
Ergo: je moet er als mens nog steeds goed bij blijven en je eigen oordeel gebruiken.
We moeten dus niet alles aan Google overlaten. Maps bood ook weinig uitkomst toen we dinosaurus-pootafdrukken wilden gaan bekijken in de Spaanse bergen. Er zou ergens een voetpad zijn, maar dat konden we niet vinden. Het resultaat was dat we in de bosjes terecht kwamen tot we opeens 50 meter boven ons iets zagen: de afdrukken én de bijbehorende houten promenade.
Om dit te voorkomen is een van mijn andere vakantiehobby’s het bewerken van OpenStreetMap (OSM), de gratis open kaartendienst. Op vakantie gebruik ik de gratis app maps.me (iOS én Android). Je kan dan delen van OSM downloaden en offline gebruiken. Zo kun je overal ter wereld de weg vinden, zonder dat je roaming nodig hebt of een buitenlands simkaartje.
De kaarten van OSM zijn vaak echt beter als het gaat om wandelpaden of afgelegen weggetjes. Toen we eerder dit jaar in Ecuador de Quilotoa-loop wandelden was OSM en maps.me echt een zegen: de routebeschrijvingen waren nogal vaag, maar doordat eerdere wandelaars de routes op OSM hadden gezet kon je alles tóch goed volgen.
Zelf bijdrages doen aan OSM is makkelijk, want voor zowel iOS als Android zijn apps beschikbaar, zodat je op reis hotels of restaurants kan toevoegen, of zelfs hele wegen. Voor de simpele bewerkingen gebruik ik Go Map!!. Wegen en paden trace ik met Trails.
En zo hoeven de volgende toeristen die naar de dinosaurusafdrukken gaan kijken niet meer de bosjes in te lopen.
Foto’s zijn ook data. We maakten samen zo’n 2.500 foto’s en140 filmpjes. Samen goed voor bijna 12 gigabyte aan data.
Een deel van die foto’s zijn van kunstobjecten in musea. Behalve de kunst fotografeer ik ook altijd de bordjes die er naast hangen. Zo kan ik over tien jaar nog steeds zien van wie een schilderij was dat ik mooi vond. Maar het heeft ook als voordeel dat ik die data kan gebruiken om Wikipedia en Wikidata aan te vullen.
Het is helemaal geweldig als er inventarisnummers op die bordjes staan, want zo zijn ze in Wikidata te koppelen aan andere catalogi.
Het enige nadeel is hoeveel tijd het kost. Er is nu een Wikidata-item voor dit bizarre rotondekunstwerk dat we in Spanje tegenkwamen, en 13 foto’s op Wikimedia Commons. Maar daar ben ik dan ook weer makkelijk een half uur aan kwijt. En ik heb niet alleen foto’s van de kunst van déze vakantie maar ook nog een wachtlijst van alle vakanties tot diep in het vorige decennium.
Ik ben nog wel even bezig dus. Met al die data.