Ik las vorige week een interview met en een opiniestuk van Maxim Februari over zijn essay “Doe zelf normaal“, waarin hij bespreekt hoe technologie de democratische rechtsstaat verandert. Februari schrijft dat het best vreemd is dat er zo veel geschreven wordt over de toestand van de wereld, maar zo weinig over de invloed van kunstmatige intelligentie, het internet en algoritmes daarop.
Volgens hem wordt wat ânormaalâ is steeds meer bepaald door statistiek. Door wat algoritmes uit behavorial data halen. Overheden en beleidsmakers lijken een blind vertrouwen in die data te hebben en schuiven democratische basisprincipes opzij. Data is niet neutraal, en zou geen basis moeten vormen voor wetten en regels. Om te bepalen waar de grenzen van een wet ligt moet je âm namelijk overtreden. Februari verwijst naar Rosa Parks, die tijdens de Jim Crow-periode van segregatie in de VS weigerde als zwarte vrouw haar stoel in een bus af te staan aan een witte man. Als niemand ooit de regels overtreedt, worden ze nooit afgeschaft of aangepast.
Big data
Een ander voorbeeld van hoe mensen te veel vertrouwen hebben (mag ik hier het woord âoververtrouwenâ munten?) in technologie vond ik in een stuk van Jordan Tigani over big data. Tigani was in het begin van het vorige decennium een van de ontwikkelaars van BigQuery, een technologie van Google waarmee je makkelijk door enorme bergen data kunt zoeken. Big data was destijds echt een modewoord. Bedrijven zouden zoveel data verzamelen dat ze het niet meer met traditonele technologiĂ«n konden doorzoeken. Dus werden er data lakes opgezet en ontwikkelaars ingehuurd om al die nieuwe technologiĂ«n te implementeren.
Maar wat constateert Tigani tien jaar later? De meeste bedrijven hadden BigQuery helemaal niet nodig. De overgrote meerderheid had minder dan een terabyte aan data. Inderdaad, net zoveel als die externe harde schijf die u ergens in een kast hebt slingeren en waar u hopelijk af en toe een backup op maakt. En al die nieuwe software die nodig was om big data te beheren? Er is nu juist weer een beweging terug naar traditionele relationele databases zoals PostgreSQL, SQLite en MySQL, gecombineerd met cloudoplossingen die goedkoop en snel zijn (een server met een terabyte aan opslag heb je tegenwoordig al voor âŹ100 per maand). Saai en traditioneel is blijkbaar goed genoeg.
S-curve
Misschien zitten we met de huidige digitale technologie wel op het einde van een zogenaamde sigmoĂŻde-curve. De theorie is dat technologie zich traag ontwikkelt, maar dan opeens in korte tijd razendsnel groeit, tot het plafond wordt bereikt in wat mogelijk is. YouTuber Tom Scott publiceerde afgelopen week een videoessay over hoe ChatGPT een stukje code schreef om zijn e-mails te fixen. Die code bleek prima te werken, puur op basis van een paar regels (Engelse) tekst die hij invoerde. Hij vraagt zich af waar we op die S-curve staan met AI. Aan het begin, en moeten de echt grote innovaties nog komen? Of blijven ChatGPT en vrienden een handigheidje? Hoe dan ook ziet hij het als het einde van een tijdperk waarin hij (en ik zelf ook, we zijn van dezelfde generatie) opgroeiden met âditâ internet. Met als belangrijk ijkpunt de introductie van Napster in 1999 (lees vooral dit boek daarover). Dat gooide niet alleen de muziekindustrie overhoop, maar bleek ook een sjabloon voor verandering in heel veel andere sectoren.
De angst die de muziekindustrie had voor Napster zie je nu bij de bedrijven die de afgelopen 25 jaar groot zijn geworden. Google is een goed voorbeeld. Logisch, want de kwaliteit van de zoekmachine is enorm achteruit gegaan. Ik was de afgelopen week bezig een site te ontwikkelen met behulp van WordPress. Een hoop van de âhoe moet ditâ-vragen die je als ontwikkelaar constant hebt waren makkelijker te beantwoorden met ChatGPT dan met Google. Bij ChatGPT krijg je direct een antwoord, terwijl je bij Google vaak wordt overspoeld door clickbaity websites die hoog willen scoren. Hoewel die websites niet van Google zijn, vormen ze zich wel naar het Google-algoritme. Je moet je eerst door twintig alinea’s met zinloos gebrabbel worstelen voordat je antwoord krijgt op je vraag. Wellicht een kwestie van tijd voordat ChatGPT-antwoorden ook volzitten met troep, maar ik denk dat dit nog wel even zal duren. Op het moment is Microsoft vooral bezig om te voorkomen dat diens implementatie van ChatGPT in zoekmachine Bing mensen adviseert om te scheiden en te trouwen met een chatbot of gebruikers gaslightdat ze nog in 2022 leven.
Sokken met sandalen
Hoe gaat dit zich allemaal ontwikkelen? Hoe ziet de wereld er over 25 jaar uit, als beleidsmakers en leiders AI gebruiken om delen van onze wetten en regels te genereren? Maximum Februari haalt hoogleraar Mireille Hildbrandt in zijn essay aan, die beargumenteert dat âje de democratie niet kunt computeriseren, maar dat het toch zal gebeuren, omdat te veel mensen denken dat het wel kan.â Ik denk dat zij daar helaas gelijk in heeft.
Natuurlijk vroeg ik ChatGPT ook nog naar welke wetten die zou bedenken. Daar kwam een wet uit die het verbiedt om sokken met sandalen te dragen (âsommige mensen vinden dat onsmakelijk of onmodieusâ). Of een regel die voorschrijft dat je je pizza voortaan met mes en vork moet eten.
Ik kijk er alvast naar uit.
Dit stuk verscheen eerder in editie #177 van De Circulaire.
Afgelopen week had Arjen Lubach het in zijn Avondshow over overheidswebsites. Daar blijken er nogal wat van te zijn: bijna 1800. Veel van die sites dupliceren elkaar. Als je bijvoorbeeld iets wilt opzoeken over coronavaccinaties zijn er wel tien sites die je kan raadplegen. En ze verwijzen ook nog allemaal naar elkaar. En dat gaat alleen nog maar over corona. Er zijn ook talloze sites over het verduurzamen van je huis, beter omgaan met geld of gezonder eten. Met âhandigeâ tips als âdoe eens meer groente in je bamiâ. Bedankt, vadertje overheid!
De hoeveelheid sites was niet wat me het meest opviel toen ik wat willekeurige sites uit die lijst bekeek. De Rijksoverheid is nou eenmaal een enorm orgaan met talloze afdelingen en campagnes. Het was vooral de zinloosheid van al die sites. Er zijn veel goed geproduceerde fimpjes, die niemand kijkt. Mooi geschoten fotoâs die niemand ziet. En een kennis vertelde me dat al die sites een dure toegankelijkheidsaudit moeten ondergaan. Ik betwijfel dat iemand het merkt.
De toon van de teksten viel me ook op. Ăf het lijkt geschreven te zijn voor een kind van vijf (zoals die bami-met-groenten-tip), Ăłf de teksten lijken geschreven te zijn voor mensen die minstens hoogleraar in de rechten zijn. Om een voorbeeld te geven: de homepage van de Adviescommissie Gegevensverstrekking Weigerende Observandi (2 bezoekers per dag) legt zo uit wat ze doen:
De AGWO adviseert de officier van justitie over de bruikbaarheid van de verkregen behandelgegevens, bezien vanuit de strafzaak. De officier van justitie kan vervolgens een vordering indienen bij de penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Op de hele site is alleen in een PDF die op een subpagina staat te lezen wat een âobservandiâ is (een verdachte die een onderzoek naar een psychische stoornis weigert).
Ik betwijfel dat het veel zin heeft om de zoveelste site op te tuigen met tips hoe je van je schulden af kunt komen of gezonder kunt eten. Dat komt ook door twee interviews die ik de afgelopen twee weken luisterde.
Presentator en comedian Edson da Graça (die ondermeer het fantastische jeugdprogramma Gewoon bloot presenteerde) was te gast bij de podcast van Pepijn Schoneveld. Hij zat ooit diep in de schulden. Hij kwam eruit doordat een collega het doorhad en hem hielp. Gewoon door met hem door zân administratie te gaan, instanties te bellen en uitstel van betaling aan te vragen. Waarom was hij ooit in die schulden gekomen en er niet zelf uitgekomen? Natuurlijk, omdat zijn omgeving hem daar nooit op had gewezen. Als je niet weet dat er regelingen zijn, dat je brieven kunt sturen naar instanties en gemeentes dan doe je dat niet. Zeker niet als je jezelf enorm schaamt voor het feit dat er stapels met incassobrieven liggen.
Dat je je niet kunt voorstellen dat iemand zoiets niet weet heeft te maken met privilege. Een onderwerp dat uitgebreid ter sprake in het marathoninterview met publicist Joris Luyendijk, die vorig jaar het boek De zeven vinkjes publiceerde. Een van zijn belangrijkste punten is dat privilege niet alleen maar gaat over huidskleur, of gender of seksuele voorkeur. Het gaat óók over sociale klasse. Een geadopteerd Koreaans meisje dat opgroeit in een gezin met twee witte universitair geschoolde ouders in Amsterdam-Zuid heeft meer kansen dan een witte heteroseksuele Poolse bouwvakker met alleen basisschool die gebrekkig Nederlands spreekt. Dat meisje zal de weg wel kunnen vinden dankzij haar ouders, voor die bouwvakker zijn de kansen een stuk kleiner.
De menselijke maat
Even terug naar die overheidswebsites. Bij zowel het interview met Da Graça als dat van Luyendijk ging het over hoe we kunnen zorgen voor meer inclusie. Of hoe een drama zoals het toeslagenschandaal voorkomen had kunnen worden. Ik denk dat ik weet wat in ieder geval nĂet werkt: de zoveelste website met open deuren optuigen.
Maar ja, zoân oplossing is als je er met een neoliberale bril naar kijkt veel te duur. Ook een reden waarom bijvoorbeeld banken hun klanten vertellen dat ze moeten internetbankieren, en de afgelopen tien jaar driekwart van hun filialen sloten.
Weer de zoveelste website optuigen met tips lijkt me dus vooral iets voor de bĂŒhne. Om de minister te laten zien dat er heus wel iets gebeurt. En een goede reden om een congres te organiseren met âgedurfde gesprekkenâ en een gebakje te eten omdat de 1801-ste overheidswebsite is opgetuigd.
Donderdag 12 januari fietste ik naar De Bazel, het kolossale gebouw aan de Vijzelstraat waar sinds 2007 het Stadsarchief Amsterdam is gevestigd. In mijn binnenzak zat een USB-stick met een zipje van 195 megabyte: mijn Twitterarchief. Dat archief bevat alle tweets die ik heb verstuurd tussen 18 januari 2008 (de dag waarop ik mijn eerste tweet schreef) en 19 november 2022 (de dag dat ik het archief heb opgevraagd). Nog meer in dit archief: zo’n 21.000 tweets en 6.000 likes. Van een van de eerste tweets die ik ooit stuurde waarin ik boos was op de klantenservice van Epson tot een van de laatste waarin ik naar mijn Mastodon-profiel linkte.
In De Bazel had ik een afspraak met Migiza Victoriashoop, hoofd collecties, en Mirjam Schaap, adviseur verwerving en ontsluiting van digitale particuliere archieven. Ik had gereageerd op een bericht van Mirjam, die vroeg of er Amsterdammers waren die hun Twitterarchief wilde doneren. Dat wilde ik wel. Een paar dagen eerder had ik mijn archief gedownload. Daarna verwijderde ik al mijn tweets. Voor het hoe en waarom moeten we even terug in de tijd.
Een ander soort internet
Toen ik in 2008 mijn eerste tweet schreef was het internet een ander soort plek. Optimistischer, zeker onschuldiger maar wellicht ook naĂŻever. Als ik naar de oudste tweets kijk is het een dagboek, met antwoorden op de vraag ‘wat ben je aan het doen’. Ik schreef niet met het idee dat er mogelijk een publiek meeleest dat je niet kent. Twitter was op dat moment nog echt een niche. Er was een overzicht van de actiefste Twitteraars in Nederland, en daar stond ik, als onbekende Nederlander, ook gewoon tussen. Veel van de mensen in die lijstjes kende ik ook wel, omdat ze actief waren in de technologie- en mediasector.
In 2008 werkte ik bij een techstartup die zich bezighield met set-top boxen (zoals die boxen van kabelaars als Ziggo). In 2009 begon als webontwikkelaar bij VPRO Digitaal. Typisch plekken waar je early adoptors zou tegenkomen van een dienst als Twitter. Misschien ook niet zo gek dus dat ik er vroeg bij was. Ik twitterde veel over vakrelevante zaken (nieuwe tools, conferenties, sites) maar ook andere dingen die ik tegenkwam. Grappige filmpjes, observaties en irritaties van het dagelijks leven, wat ik die avond at. Niet al te serieus dus.
In de loop der jaren veranderde Twitter sterk. Er kwamen steeds meer media en belangrijke personen op, en de toon veranderde van ‘de kroeg op de hoek’ naar ‘het gesprek van de dag’. Steeds vaker ging het over actuele onderwerpen, nieuws werd belangrijker, en mensen namen ook steeds vaker een standpunt in. Dat verkondigden ze dan, vaak in niet al te subtiele bewoordingen. Door het grotere publiek dat op het medium zat werd jezelf profileren en een harde mening hebben net zo belangrijk als gewoon een beetje schrijven wat in je opkwam.
Het moment dat ik definitief besloot om (grotendeels) afscheid te nemen van Twitter was de overname van het platform door Elon Musk op 27 oktober 2022. Het werd duidelijk dat Musk de site wilde herscheppen. En dan volgens zijn eigen wereldbeeld met zijn eigen standpunten in plaats van een poging te wagen het neutraal en veilig te maken. Ik besloot toen om mijn archief te downloaden en alle tweets te verwijderen. Het is volledig onduidelijk wat er in de toekomst gaat gebeuren met Twitter en mijn data. Ik heb het dan liever in eigen hand dan te hopen dat Musk er geen rare dingen mee gaat doen.
Mijn account @hayify heb ik nog steeds. Ik tweet sporadisch, want het blijft ook voor mij een manier om mijn werk te promoten en op de hoogte te blijven. Maar grotendeels ben ik overgestapt op andere platforms. Korte berichten doe ik op Mastodon, en soms ook wel eens wat op Instagram of LinkedIn. En er is natuurlijk dit blog en mijn nieuwsbrief.
Het archief is op termijn beschikbaar via het stadsarchief. Mirjam en Migiza legden me uit dat dit nog wel even kan duren. Een Twitterarchief is weer heel wat anders dan een foto, een perkamenten rol of een boek. En dan zit je nog met de auteursrechten, want mijn archief bevat ook foto’s en data van anderen. Voorlopig zal het alleen beschikbaar zijn binnen de muren van het archief zelf, op aanvraag.
Maar dat is allemaal prima. Het idee alleen al dat iemand over honderd jaar mijn boze tweet over de klantenservice van Epson kan lezen vind ik fantastisch. En als u dit leest over 100 (of iets minder) jaar: u vindt mijn archief onder toegangsnummer 31451 en aanwinstnummer 2023-9.
Lotte Belice doneerde ook haar Twitterarchief aan het stadsarchief en schreef daar dit over.
Mijn vrouw en ik zijn gek zijn op koken. Een van onze aanwinsten in onze keuken is ons kruidenkastje. Naast het gasfornuis hebben we een smal kastje met 5 laatjes vol kruiden. In totaal 55 doosjes. Allemaal netjes gelabeld met een labelprinter. Kurkuma. Komijnpoeder. Nigellazaad. Oregano. Noem maar op.
Je kunt dus wel zeggen dat ik hou van organiseren. Ik heb altijd een kinderlijk genoegen gehad om dingen in de juiste mapjes en laatjes te doen en er stickertjes op te plakken met de juiste termen. Of het nou kruiden zijn, of LP’s, of kattengifjes.
In mijn werkzame leven probeer ik dingen ook goed te organiseren en informatie vast te leggen. Ik maak aantekeningen, plan afspraken en maak takenlijstjes. Zoals iedereen dat doet. De modieuze term voor zo’n âsysteemâ van organisatiedingetjes is een Personal Knowledge System (PKM). Sommigen gebruiken schriftjes en kladblokken met aantekeningen en taken. Anderen sturen zichzelf e-mails en gebruik hun inbox als PKM. En anderen maken er een sport van en proberen hun leven zo goed mogelijk te organiseren met een verzameling aan minutieus goed afgestelde gereedschappen en handigheidjes (guilty as charged).
Een PKM bestaat dus uit meerdere onderdelen, met als hart een manier om informatie en aantekeningen te maken en organiseren. Maar mijn notitiesysteem was al een tijdje toe aan een upgrade. Ik had papieren schriftjes, maar het liefst maak ik aantekeningen digitaal. Ik had sinds 2013 zo’n 360 aantekeningen gemaakt in NvAlt, een oud en stoffig pakket dat al jaren geen updates meer had gehad en overduidelijk toe was aan vervanging.
Eind 2021 nam ik de tijd om op zoek te gaan naar alternatieven. Er waren nogal wat opties. Zo is er Evernote, Apple Notes, Google Keep, OneNote, Simplenote, Notion, Roam Research en nog vele andere.
Sinds 2013 waren er gelukkig wel wat opties bijgekomen die volgens dat principe werkten. De drie populairste zijn Obsidian, Joplin en Logseq. Die heb ik alle drie getest. Van de drie vond ik Obsidian duidelijk het beste. Joplin en Logseq zijn dan wel open source (Obsidian is grotendeels gratis, maar niet open source) maar ik vond Obsidian een stuk stabieler en vriendelijker in het gebruik.
Switchen naar Obsidian
Goed, overstappen naar Obsidian dus. Maar wat maakt Obsidian anders dan alle andere notitieapps? Obsidian lijkt op een soort persoonlijke Wikipedia. Het is even wennen als je het voor het eerst gebruikt en een leeg scherm voor je krijgt. De app is vooral gericht op het schrijven van notities en manieren om die met elkaar te linken, alhoewel er ook (beperkte) mogelijkheden zijn om media te verwerken.
Het mapje met notities heet in Obsidian-termen een vault. Je notities zijn standaard tekstbestanden in het Markdown-formaat. Markdown is een soort HTML-achtige taal om je tekst mee op te maken. Om bijvoorbeeld iets vet te maken maak je gebruik van *sterretjes*. Of om een link te maken naar een ander artikel gebruik je [[dubbele blokhaken]] (net zoals op Wikipedia).
Dat klinkt vrij nerderig, maar de editor werkt prettig genoeg om het snel door te hebben en er is uitstekende documentatie. Het werken in die tekstbestanden heeft een groot voordeel: de bestanden blijven altijd van jou, en blijven leesbaar. Ze staan op je eigen computer, en je bent dus niet gebonden aan een maandelijks abonnement van een dienst die er zomaar mee kan ophouden (zoals het voormalige platform waar deze nieuwsbrief op draaide) of je maandbedrag kan verhogen. Zelfs als Obsidian niet meer werkt kun je die tekstbestanden nog steeds bekijken in elke willekeurige teksteditor.
Obsidian is grotendeels gratis. Officieel moet je $50 per jaar betalen als je het commercieel gebruikt, maar dat wordt niet gecontroleerd. Daarnaast kun je betalen om je bestanden te syncen met andere computers zodat je ze daar ook kan gebruiken ($8 per maand) of je notities online te publiceren ($16 per maand). Je kan beide echter ook voor elkaar krijgen zonder te betalen. Syncen kan ook met bijvoorbeeld Dropbox of iCloud en ook voor publicatie zijn opties.
Een ander ding wat Obsidian zo geweldig maakt is de enorme community die rond het pakket zit. Er is een Discord, en er zijn actieve fora en eindeloze YouTube-videoâs waarin mensen uitleggen hoe alles werkt (deze video van 13 minuten is heel geschikt voor beginners). Naast de ingebouwde functionaliteit kun je Obsidian ook uitbreiden met plugins. Daar zijn er op het moment van schrijven een stuk of 800 van. Die plugins laten je bijvoorbeeld makkelijker tabellen en diagrammen maken, of een kalender toevoegen.
Verdrinken in mogelijkheden
Een pakket waar dus alles in kan, en waarin je helemaal vrij bent om alles in te richten. Geweldig, maar ook gelijk het grootste nadeel. Want waar begin je? Op YouTube zijn talloze filmpjes te zien van mensen die hun Personal Knowledge System binnen Obsidian demonstreren, of je introduceren in de wondere wereld van het Zettelkasten-systeem. Dat maakte mij in het begin een beetje moedeloos, want je gaat aan jezelf twijfelen of jouw manier van inrichten wel ‘de juiste’ is.
Na een jaar Obsidian heb ik bijna 500 notities en een systeem. Dat komt er grofweg op neer dat ik notities verdeel in vier types:
Projecten. Dingen waar ik aan werk. “haykranen.nl” is bijvoorbeeld een project. Maar ook “Fiets” is een project, waarin ik bijhoud welke moersleutel ik ook alweer nodig heb als ik het zadel wil verstellen.
Bronnen. Compleet complete gedownloade webpaginaâs (via deze handige browserplugin) of samenvattingen van boeken en artikelen die ik heb gelezen.
Onderwerpen. Bijvoorbeeld “AI”, “Immersief theater” of “Design”, maar ook “Geveltuintjes” en “Rommelmarkt”. Hierin plaats ik ook bookmarks en algemene aantekeningen.
Notities. Alles wat niet in de bovenstaande types past, zoals aantekeningen van vergaderingen en conferenties.
Als je dan zoân vault hebt gemaakt kun je ook een graaf maken van al je notities. Hoeveel zin zoân graaf heeft weet ik eigenlijk niet, behalve dat het er cool uitziet:
Na een jaar te werken in Obsidian kan ik eigenlijk niet meer zonder. Dingen terugvinden, aantekeningen maken, nieuwe connecties tussen onderwerpen vinden, het werkt allemaal heel fijn. Nu nog een app om een extra dag in de week te toveren zodat ik die 360 oude aantekeningen uit NvAlt kan doorlezen en verwerken.
Dit artikel verscheen eerder in editie #174 van De Circulaire.
Het is een mooie traditie. Al sinds 2003(!) maak ik elk jaar trouw mijn lijstje met de beste muziekalbums van het afgelopen jaar. Toen ik begon bestond er nog geen Spotify en moest ik de muziek allemaal nog torrenten van de Piratebay kopen op CD’s. Ik luister steeds vaker losse nummers, maar het blijft toch een leuk idee om een ‘beste albums van het jaar’ lijstje te maken.
De albums in de top 10 linken naar Spotify en hebben een korte beschrijving. De volgorde na #10 is sowieso wat arbitrair.
Porridge Radio – Waterslide, Diving Board, Ladder To The Sky
Julia Jacklin – Pre Pleasure
De beste nummers van 2022
Ik heb een Spotify-playlist gemaakt met mijn 30 favoriete nummers van 2022. Van elke plaat die je hierboven ziet staan staat er meestal ook wel een nummer in dit lijstje.
Liedje van het jaar? Ik twijfel tussen Runner van Alex G (tevens dus beste plaat van het jaar) en As It Was van Harry Styles. De clip van die laatste is in ieder geval fantastisch! Fun fact: dat gekke witte object waar Harry zich op uitkleed is het voormalige pinguĂŻnverblijf van de London Zoo en tevens een rijksmonument.
De optredens van 2022
We mochten weer! In 2021 zag ik nul optredens, dit jaar was dat een stuk beter. Het beste concert was met vlag en wimpel Big Thief in TivoliVredenburg. Ik geloof niet dat ik ooit zo’n goede band heb gezien. Zangeres Adrianne Lenker stond helemaal rechts op het podium terwijl drummer James Krivchenia juist centraal zat. De volgende dag ging ik op vakantie, nog helemaal aan het nagenietend van een legendarisch optreden.
We zitten middenin een AI-revolutie. Het afgelopen jaar is er zo ontzettend veel gebeurd op het gebied van AI dat het lastig is om een beetje bij te blijven. Ik doe dat zelf door veel te lezen maar vooral door veel te spelen met de techniek. Om een revolutie te snappen moet je weten hoe dingen werken. In dit artikel wil ik je meenemen in een paar van de tools waar ik zelf de laatste tijd mee heb gespeeld.
Een voorbeeld is Diffusionbee. Dat is (ook weer) een open source-pakket (momenteel alleen Mac) dat een handige interface biedt die vergelijkbaar is met die van DALL-E en Midjourney.
Stable Diffusion en Diffusionbee draaien dus op je eigen computer. Dat betekent dat als je laptop wat ouder is, of minder krachtig, het genereren van plaatjes minder vlot gaat. Op mijn eigen machine, een Macbook Air met M1 processor en 16 GB geheugen, is Diffusionbee / Stable Diffusion zeker langzamer dan DALL-E of Midjourney. Een plaatje genereren duurt ongeveer een halve minuut, bij de cloud-gebaseerde concurrenten is dat vaak een paar secondes.
Wat kun je zoal met Stable Diffusion? Diffusionbee biedt vier opties die vergelijkbaar zijn met de concurrentie. Ik zal ze hier illustreren aan de hand van een foto van mijn favoriete knuffelaap (en de mascotte van mijn nieuwsbrief): Barrie.
Bij text to image tik je een stukje (Engelstalige) tekst in (de zogenaamde prompt) en komt er een plaatje uit. Bij Stable Diffusion kun je ook nog een hoop instellen. Bijvoorbeeld hoeveel plaatjes je wilt maken (vier is de standaard bij DALL-E en ik vind het zelf ook een goed aantal). Je kunt de resolutie instellen en hoe strikt de AI je prompt moet âvolgenâ. Ook kun je een ânegative promptâ instellen. Dit kan helpen om je afbeelding te verfijnen. Als je merkt dat de apen op je plaatjes er heel harig uitzien kun je âhairyâ invullen als negative prompt en zal de AI minder harige apen fantaseren.
Zoân prompt schrijven is nog een hele kunst. Prompt engineer is vast binnenkort een functie. Een goede manier om daar wat meer over te leren is door te kijken naar de werken op sites als lexica.art of arthub.ai, waar altijd de prompt bij staat. Deze PDF is ook nuttig. Ook al is het geschreven voor DALL-E, de principes zijn van toepassing op alle algoritmes.
De andere kant op, dus van plaatje naar tekst, kan niet met Stable Diffusion. Maar er is natuurlijk wel weer een andere tool voor zoals de CLIP interrogator. De originele foto van Barrie leidde bijvoorbeeld tot deze prompt:
a close up of a stuffed animal on a table, a character portrait, inspired by Thomas Stothard, marmoset toolbag, black centered pupil, sheep wool, yelow, selfie photo, worried, mottled coloring, matteo salvini, twitch emote, connectedness, sheep, banana, etsy
Een beschrijving die op zân minst verrassend is. Een marmoset is een aap, maar een âtoolbagâ? En hoe Matteo Salvini (de leider van de Italiaanse populistische Lega Nord) en de 18-de eeuwse Britse schilder Thomas Stothard in de beschrijving terechtkomen is een raadsel. Hoe dan ook, als je deze beschrijving weer in Stable Diffusion gooit krijg je ook weer interessante dingen.
Text to image is de basismodus, maar de andere modi in Diffusionbee zijn minstens zo interessant. Met inpainting kun je delen van een afbeelding weggummen en weer combineren met een prompt om die zo in te vullen. Een soort magische Photoshop. Het is soms een beetje zoeken met deze modus, maar het kan ook een manier zijn om te itereren en je afbeelding stukje bij beetje uit te breiden of te verbeteren. Bij de volgende plaatjes gumde ik bijvoorbeeld Barrie’s ogen en mond weg en gaf ik als prompt ‘knuffelaap met zonnebril / sigaret’
Outpainting lijkt op inpainting maar is weer net anders: in plaats van dat je in de afbeelding dingen weggumt fantaseert de AI de wereld buiten het plaatje. Bij deze plaatjes hield ik dus alleen Barrie’s gezicht over en gaf ik als prompt ‘knuffelaap met een hoed’.
Je bent hier niet beperkt tot het vierkante canvas. Je kan het canvas ook naar alle kanten uitbreiden.
En je kan hier ook weer delen weggummen. Als je bijvoorbeeld alleen Barries ogen behoudt en de rest invult krijg je ook weer verrassende resultaten.
Tenslotte is er de optie image to image. Wat mij betreft de meest interessante. Hiermee genereer je, net zoals bij text to image, een plaatje op basis van een prompt. Maar het verschil is dat je een afbeelding kunt gebruiken als input om de âstijlâ van de afbeelding aan te wijzen. Een soort combinatie van een tekst en een afbeeldings-prompt. Je kunt aangeven hoeveel de nieuwe afbeelding op de oude moet lijken.
Je kunt de nieuwe omschrijving zo gek maken als je zelf wilt. Barrie kan een kat worden.
Of je kunt de afbeelding genereren in de stijl van je favoriete kunstenaar.
Die âvariaties in de stijl van een kunstenaarâ roepen een hoop vragen op. Want van wie zijn deze plaatjes eigenlijk? Van de makers van de software? Van de persoon die de prompt heeft geschreven? Of van de talloze makers van de afbeeldingen waarop de neurale netwerken zijn getraind?
En dan hebben we het alleen nog maar over afbeeldingen! Een van de meest opzienbarende nieuwe toepassingen van AI is juist op het gebied van tekst. Minder dan twee weken geleden kwam ChatGPT uit, een chat-variant van het eerder gelanceerde GPT-3. ChatGPT is een chatbot, maar eentje die een stuk intelligenter is dan die je bijvoorbeeld vindt op de klantenservice-pagina van de gemiddelde webwinkel. Het is lastig om duidelijk te maken wat ChatGPT precies is zonder het zelf te proberen. Zie het als een soort van veel slimmere en natuurlijkere variant van Google. Voorlopig is ChatGPT trouwens gratis, in tegenstelling tot DALL-E.
Je kunt ChatGPT vragen stellen (ook in het Nederlands).
Maar de manier hoe je die vragen stelt en ook hoe ze beantwoord mogen worden is geheel aan jou.
Je kan ChatGPT zelfs iets proberen te leren, zoals een taal. En je kan ChatGPT ook je eigen teksten laten herschrijven.
Wat er ook allemaal nog gaat gebeuren, het is een feit dat we aan het begin staan van een enorme verandering in hoe we met digitale media creëren. Zoals met elke technologische innovatie betekent het niet dat mensen van de ene op de andere dag overbodig worden. Maar dat hun werk zal veranderen staat vast. Een beetje kennis en kunde van deze technologieën kan dan ook geen kwaad.
En als je daar geen zin in hebt kun je altijd nog je e-mails naar je baas genereren. Of dit blog lezen.
Dit artikel verscheen eerder in editie #172 van De Circulaire.
Eind augustus was ik bij het Paradisodebat. Dat is het jaarlijkse debat tussen de politiek en de cultuursector, georganiseerd door belangenorganisatie Kunsten â92. Acht mensen uit de sector hadden nette vragen geformuleerd, die ze stelden aan vijf kamerleden met cultuur in de portefeuille. De conclusie: de toekomst voor de kunsten was hoopvol.
Iemand uit het publiek vroeg hoeveel zin dat eigenlijk heeft: dat actievoeren. Want het is ontzettend deprimerend. Had ze niet de neiging zichzelf van een brug af te gooien? Haar precieze reactie weet ik niet meer, maar wel wat ze daarna zei: je weet nooit van tevoren hoeveel impact een actie, hoe klein dan ook, kan hebben. Als niemand begint gebeurt er niks. Alyokhina kreeg ook de vraag of kunst a-politiek kan zijn. Nee, zei ze: âniet politiek zijn is namelijk óók een politiek statementâ.
DĂĄt is volgens mij wat Tinkebell bedoelde toen ze riep dat het Paradisodebat een blamage was. Scherpe politieke statements werden vakkundig vermeden. Het de hele tijd met elkaar eens zijn en benadrukken wat ons allemaal verbindt is óók een statement. Ăn een statement dat geen recht doet aan de huidige staat van de wereld. De helft van de Nederlanders heeft volgens recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) geen of weinig vertrouwen meer in de politiek. DĂĄt is een enorm probleem waar we een oplossing voor moeten vinden.
Er was nóg een moment bij het Paradisodebat dat bijbleef naast de boosheid van Tinkebell. Spoken word kunstenaar en schrijver Babs Gons trad op met een ode aan het doorzettingsvermogen van de creatieveling: doe het toch maar. Het blijven doen, ook als je denkt dat niemand op jouw ideeën of werk zit te wachten. Zouden we niet moeten beginnen met die vier woorden van Babs Gons?
Bij mij heeft het in ieder geval wat los gemaakt. Wat dat precies betekent weet ik nog niet, alleen dat ik me nog meer, ook professioneel, zal inzetten voor die drie waardes die ik hierboven heb genoemd: eerlijk zijn, mensen serieus nemen en duidelijke keuzes maken.
In 2011 zou het er zijn geweest een Nationaal Historisch Museum. Het zou een overzicht bieden van de Nederlandse geschiedenis. Maar het kwam er niet van. Het plan bleek te duur. En er moest bezuinigd worden op de culturele sector in het eerste kabinet Rutte (met de PVV). Meer dan een tijdelijk onderkomen in de Amsterdamse Zuiderkerk is het nooit geworden.
In het coalitieakkoord van het huidige kabinet Rutte-IV staat iets interessants: het voornemen om tĂłch weer een poging te wagen.
Maar is zoân museum eigenlijk wel een goed idee? In een opiniestuk in het NRC van woensdag 1 juni betogen een vijftal mannen, waaronder historicus en schrijver Geert Mak, van niet. Zij krijgen het idee dat het hier vooral gaat om het kweken van nationaal bewustzijn ter compensatie van slecht geschiedenisonderwijs. Dat zou moeilijk gaan met een dergelijk museum.
De vijf heren stellen iets anders voor: een digitaal nationaal museum. We lezen:
Dat [museum] is: digitale toegang tot alle denkbare historische bronnen, in tekst, beeld en geluid. (…) Er valt nog een wereld te winnen om verschillende doelgroepen, afhankelijk van hun voorkennis en belangstelling, te bereiken en soepel te laten navigeren. Dit zijn oplosbare problemen, die minder kosten dan een in stenen gegoten museumgebouw.
Als digitale experts hebben wij tientallen jaren ervaring met het bouwen van digitale producten voor de erfgoedsector. Daarom weten we wat dat digitale museum van Mak en co is: een luchtkasteel.
Misvattingen
De auteurs stellen een âdigitaal museumâ voor in de vorm van een website. Maar een visie van wat dat precies zou behelzen ontbreekt. We lezen een vaag idee van iets wat al bestaat of niet kan bestaan. Dat uit zich in een reeks misvattingen over digitale media.
De ambitie is ook groot: âdigitale toegang tot alle denkbare historische bronnen, in tekst, beeld en geluidâ. Wat moeten we ons daar bij voorstellen? Google? Daar werken 140.000 mensen. Rutte IV heeft ongetwijfeld niet de ambitie om dat na te gaan bouwen met belastinggeld.
En zitten mensen te wachten op een site die toegang geeft tot âallesâ? Onze ervaring is dat mensen iets simpels willen, niet iets waar ze verzuipen in informatie. En zelfs âiets simpelsâ is helemaal niet makkelijk. Een site als booking.com lijkt misschien simpel, maar er werken bijna twintigduizend mensen. Het is minstens zo lastig âalle denkbare historische bronnenâ in een goede digitale vorm te gieten.
Mak en co schrijven dat het gedigitaliseerde omroeparchief van Beeld en Geluid ligt te âverstoffenâ omdat het niet digitaal toegankelijk is. Helaas maakt het auteursrecht het buitensporig complex en kostbaar om archieven online te zetten. Een groot deel van het archief is overigens voor het onderwijs wel degelijk online te raadplegen.
Ook andere erfgoedinstellingen zouden hun collecties als âlos zandâ digitaal beschikbaar stellen. Hebben de auteurs recent wel eens gekeken op een website van een willekeurig museum of archief? De toegang tot digitaal gepresenteerd erfgoed is enorm verbeterd de afgelopen tien jaar. Er wordt via samenwerkingsverbanden zoals het Netwerk Digitaal Erfgoed gewerkt aan portalen, standaarden en linked data-uitwisseling. En kijk eens op een site als Delpher, waar het enorme krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek op te vinden is. Daarnaast zijn er talloze initiatieven zoals Europeana en Netwerk Oorlogsbronnen die op grote schaal historische bronnen verzamelen en aan elkaar koppelen.
De schrijvers zeggen dat van de gedigitaliseerde collecties van musea âwel degelijk aansprekende, verdiepende en âgeanimeerdeâ producties te makenâ zijn. Want die laten zich âop verschillende manieren toegankelijk maken, via tijdlijnen, topografische kaarten en uiteenlopende themaâsâ. Inderdaad. Zoals de door de auteurs weggewuifde Canon van Nederland met tijdlijnen, kaarten en themaâs.
Missen we daar iets? Inderdaad: experts op het gebied van digitale media. Omdat iedereen de hele dag online is denken mensen er ook verstand van te hebben. Helaas is het net zoals met elk ander vak: je hebt er kennis en kunde voor nodig om het beste eruit te halen. Het is makkelijk om vanaf de zijlijn te roepen dat je wel weet hoe het moet als je er zelf geen verstand van hebt.
Echte digitale innovatie ontstaat als de sector de handen ineenslaat en er meer expertise in huis wordt gehaald. Op het gebied van user experience, mediaproductie, gebruikersonderzoek, digitale strategie en projectmanagement in het algemeen. Het is een enorme misser om te beweren dat digitaal alles bij elkaar harken de oplossing is, want goedkoper dan stenen. Dat moet niet het argument zijn. De vraag is: wat is je doel? En: hoe kan je dat bereiken? Onze ervaring is dat dit voortkomt uit de combinatie van fysieke en digitale ervaringen, en professionals die geweldige producten, ervaringen en media maken die elkaar versterken.
De IJburglaan is een belangrijke verkeersader in Amsterdam. Vanaf afslag 14 op de ringweg A10 loopt de laan twee kanten op. Oostelijk over de lengte van de wijk IJburg, westelijk richting het centrum.
Over dat laatste deel wil ik het hebben. Het is een belangrijke doorvoerroute. De IJburglaan gaat naar de Piet Heintunnel, die de laan verbindt met de Piet Heinkade in het centrum.
De tunnel is tot eind september dicht voor onderhoud. En rondom de laan zijn veel (bouw)werkzaamheden. Routes lopen niet zoals ze normaal lopen. En daarom staan er borden langs de IJburglaan. Heel veel borden.
De afstand vanaf de afslag op de A10 tot het kruispunt met de Zuiderzeeweg (waar de afgesloten Piet Heintunnel begint) is net iets meer dan een kilometer. Hoe je precies âeen bordâ telt is natuurlijk subjectief, maar op die ene kilometer tel ik er zelf rond de 70.
De grootste concentratie borden zit op de laatste 500 meter, net voor de kruising. Als ik alleen de borden tel die een omleiding of een andere tijdelijke situatie aankondigen kom ik uit op 21 stuks. Over dat stukje rijd je ongeveer 24 seconden. Gemiddeld heb je dus net iets meer dan een seconde om een bord te lezen. En dan moet je ook nog op de weg letten!
Zijn al die borden echt zo belangrijk dat ze er ĂĄllemaal moeten staan? Nee. Er zijn borden die niet meer van toepassing zijn. Maar in plaats van dat ze worden weggehaald is er tape overheen geplakt.
Maar een stuk ducttape over een bord plakken betekent niet dat je dat bord niet ziet. Je ziet het wel degelijk, maar denkt vervolgens: oh ja, dit moet ik eigenlijk niet bekijken, want het klopt niet meer.
Dan zijn er de borden die aangeven dat de Piet Heintunnel is afgesloten (dus de route rechtdoor) en dat je naar links of rechts moet.
Dezelfde boodschap, maar dan op vier verschillende manieren uitgebeeld (het middelste bord heeft pijlen op zowel een fysiek bord als op een matrixscherm).
En tenslotte is er de boodschap dat je voor de route naar het centrum het bord met de letter âAâ moet volgen.
Op de IJburglaan staan dus 21 borden die heel omslachtig iets proberen uit te leggen wat helemaal niet zo ingewikkeld is:
De Piet Heintunnel is dicht.
Je kunt nog wel naar links of naar rechts.
Links is het centrum.
Het zou helpen als ze alle borden die met ducttape zijn afgeplakt zouden weghalen. En dan nog een keer de helft weghalen. En de borden die je dan laat staan dezelfde iconen geven (dus niet pijlen op vier manieren). Maar gaat dat gebeuren? Ik betwijfel het. Voorlopig komen er vooral borden bij.
Je kunt je afvragen: hoe ontstaat zo’n situatie?
Ik heb geen studie gedaan naar wie al die borden op de laan heeft neergezet, maar ik heb wel een vermoeden. Het viel de Amerikaanse computerprogrammeur Melvin Conway ooit op dat organisaties systemen ontwerpen die hun communicatiestructuur reflecteren. Later werd dat de wet van Conway genoemd. Als je dat eenmaal weet zie je het overal.
De gemeente Amsterdam heeft 14.000 medewerkers. Het lijkt me dus geen gekke aanname dat er heel veel losse afdelingen zijn die allemaal die borden hebben geplaatst. Maar dat er niemand verantwoordelijk was voor het totaalplaatje.
Oftewel: niemand bekeek de complete customer journey van de automobilist die vanaf de A10 richting het centrum wil en niet zo goed weet hoe dat moet als de Piet Heintunnel dicht is.
Jaren geleden was ik in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. Ik liep in een plaggenhut en daar stond opeens een vrouw in traditionele klederdracht. âIk ben een Drentse boerin, en dit is mijn huis.â zei ze. Het idee was dat je haar vragen kon stellen en dat ze die dan in character zou beantwoorden. Ik voelde me vooral opgelaten en ongemakkelijk en liep snel verder.
Dat was mijn eerste ervaring met iets wat men tegenwoordig immersief of onderdompeltheater noemt. In plaats van dat je in een zaal zit en kijkt naar een voorstelling op een podium, loop je rond door een ruimte. En je mag alle objecten aanraken en bekijken. Dat is zelfs vaak een cruciaal onderdeel van het verhaal. Je mag dus ook praten met de acteurs / karakters die rondlopen. Eigenlijk een beetje zoals we dat gewend zijn van pretparken zoals de Efteling. Alleen dan niet voor kinderen, maar voor volwassenen.
Ik vind het een fascinerend concept. In het beste geval combineer je de mogelijkheden van moderne open world videogames als GTA of Minecraft met de ervaring van traditioneel fysiek theater. Maar het is nog een relatief ongebruikelijke vorm, zeker in Nederland.
Het beste voorbeeld dat ik ken voor reguliere theaters zijn de projecten van het Belgische collectief Ontroerend Goed. In de voorstelling £„âŹ$ (âliesâ) word je met een groep medebezoekers aan een casinotafel gezet met een acteur en moet je actief beslissingen maken over het grote geld. Zo leer je hoe de kredietcrisis in z’n werk ging. Tijdens de pandemie had het collectief de voorstelling TM, een een-op-een theaterstuk via je webcam.
Meow Wolf
Mijn eerste echte âimmersieve ervaringâ buiten het theater was House of Eternal Return van het Amerikaanse Meow Wolf. In 2016 openden ze een gigantische kunstinstallatie in een oude bowlingbaan in Santa Fe, mede betaald door Game of Thrones-auteur (en Santa Fean) George R. R. Martin. Er waren geen acteurs, maar wel tientallen ruimtes vol met bizarre kunstinstallaties en objecten die een verhaal vertellen. Het ene moment speel je met een stok muziek op de botten van een mammoet-skelet. Het andere moment ontdek je een wasmachine met een glijbaan naar een andere wereld. Een soort van combinatie tussen het sprookjesbos in de Efteling, een escaperoom en een hele serie kunstinstallaties en dan terwijl je paddoâs of LSD op hebt.
Meow Wolf is enorm gegroeid sinds 2016. Ze hebben een paar honderd medewerkers en sinds eind vorig jaar twee nieuwe locaties in Las Vegas en Denver.
Sleep No More
Een andere pionier in het veld is het Britse theatergezelschap Punchdrunk. Hun op Macbeth-geĂŻnspireerde stuk Sleep No More (oorspronkelijk uit 2003) speelt sinds 2011 in een voormalig pakhuis van vijf verdiepingen in New York. Bij binnenkomst krijg je een masker op en een speelkaart. Daarna word je in een lift gezet en ga je er op een verdieping uit, waarna je vrij rond kunt lopen. Het stuk is vrijwel tekstloos, maar wel voorzien van muziek, dans en performance. Tijdens je ervaring kun je een âeen-op-eenâ ervaring krijgen met een van de acteurs. De ervaring kan intens zijn, met naaktscĂšnes, lichteffecten en macabere performances.
Hotel Wonderland
Sinds dit jaar is er eindelijk een vergelijkbare ervaring in Nederland. In een voormalige wapenfabriek van 4.000 vierkante meter op het Hembrugterrein in Zaandam is sinds half april Hotel Wonderland gevestigd. Op kosten van Hotel Wonderland mocht ik een kijkje nemen. Ik bezocht de ervaring samen met immersive storytelling-expert Nienke Huitenga (die eerder Sleep No More had gedaan).
Het concept van Hotel Wonderland zit een beetje in tussen dat van Meow Wolf en Sleep No More. De voormalige fabriek is omgebouwd tot een set met meerdere installaties. Daar zit bijvoorbeeld een autodealer tussen bedolven onder zand. Een hut van takken waar je naar een rustgevende video over wolken kan kijken. En een enorme boomhut met uitzicht over de hal. Overal hoor je een sfeervolle muziektrack.
In de installatie lopen 12 acteurs rond die je kan volgen en met wie je kunt interacteren tijdens de voorstelling die zo’n drie uur duurt. Soms komen de karakters samen in duoscĂšnes. Twee keer is er een gezamenlijke performance, inclusief de afsluiting. De sfeervolle muziek, installaties en sets sluiten hier goed op aan voor extra effect.
But is it immersive?
Nienke en ik hebben een toffe avond gehad. En konden Hotel Wonderland goed vergelijken met Meow Wolf, Sleep No More en andere immersieve ervaringen.
Dan de hamvraag: is Hotel Wonderland immersief genoeg? We kwamen tot de conclusie dat dit helaas (nog) niet het geval is.
Een vreemde keuze is bijvoorbeeld dat er eten wordt geserveerd. Overal loopt horecapersoneel rond met hapjes, en op vier plekken in de ruimte is een horecapunt ingericht voor drankjes. Het is lastig om âin de ervaringâ te blijven als er de hele tijd horecapersoneel rondloopt en je overal het licht ziet van de koelingen voor de drankjes en keukens.
De sets zijn fraai gemaakt, maar ze passen niet in die enorme hal, waardoor je meer het gevoel âindustriehal met standjesâ krijgt dan âimmersieve ervaringâ. De sets lijken voornamelijk ingericht met ingekochte spullen van (kringloop)winkels waardoor een consistente stijl ontbreekt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Meow Wolf waar alles speciaal is ontworpen en gebouwd voor de ervaring.
Naar de aanloop van de avond krijg je een boel mailtjes waarin het hele verhaal alvast uit de doeken wordt gedaan, inclusief een âhandleidingâ voor hoe je moet omgaan met deze immersieve ervaring. Dat haalt een hoop van de spanning en het verrassingseffect weg. Bij Sleep No More weet je bijvoorbeeld helemaal niks van tevoren en word je zonder enige voorbereiding in het diepe gegooid.
Dan de prijs. Voor een avond Hotel Wonderland betaal je (inclusief eten, exclusief drank) âŹ95 per persoon. Een flink bedrag, maar op zich niet buitensporig gezien al het personeel dat er op een avond rondloopt en de kosten om zo’n plek neer te zetten (Sleep No More heeft een vergelijkbare entreeprijs). Maar voor dat bedrag verwacht ik dan wel een avond van hoge kwaliteit waar je totaal in wordt ondergedompeld. En dat is Hotel Wonderland op dit moment niet.
Maar dat betekent niet dat het dat wel zou kunnen worden. De potentie is er zeker. En âŹ95 is natuurlijk nog steeds goedkoper dan een vlucht naar Santa Fe of New York voor de betere ervaringen.